Economie, Euro
Verminder schuld Grieken
In 2012 werd nog geopperd om een ‘neuro’ en een ‘zeuro’ te introduceren, een euro voor respectievelijk Noord- en Zuid-Europa. Economisch zou daar misschien iets voor te zeggen zijn geweest, maar dat zou waarschijnlijk wel het einde van het Europese project hebben betekend. Met Syriza nu als grootste partij in Griekenland lijkt de discussie over het kwijtschelden van schulden de eurocrisis weer aan te wakkeren. Ondanks onze weerstand tegen het vergeven van zondaars zouden we toch eens moeten kijken of we daar zelf ook niet beter van worden.
Het probleem met de ‘euro’ is dat het een politiek project is dat probeert via economische weg culturen te harmoniseren. Er lijkt daarbij te zijn vergeten dat een economie zijn eigen wetmatigheden kent. De euro vormt impliciet een vaste wisselkoers tussen eurolanden, net als de gulden dat vroeger deed voor Noord-Brabant en Limburg. Als Limburg economisch niet meekwam, dan kon het ook geen munt devalueren en was het aangewezen op steun van de Rijksoverheid, loonsverlagingen of verhoging van productiviteit.
Het is ook niet voor niets dat ‘Hollanders’ wel eens neerbuigend over Limburgers praten. Limburg is het Griekenland van Nederland. Net iets andere cultuur, trots op eigen identiteit. Meeliftend op de rijkdom van de rest van het land. Als iemand sympathie voor de Grieken zou moeten voelen, dan zijn wij het wel. Toch is dat niet zo. Wij voelen ons namelijk ook Nederlander, terwijl de Europese identiteit niet sterk genoeg is om ook de Grieken tot de onzen te rekenen.
We houden onszelf nu gevangen. Europese samenwerking is belangrijk voor Nederland, maar alleen als het op onze manier gebeurt. Daarvoor moeten de Grieken onze normen en waarden overnemen en wordt culturele harmonisatie voor de Grieken feitelijk culturele assimilatie. Als we de Grieken echter niet tegemoet komen, en ze bezwijken onder onze druk om zich aan te passen, dan valt de Europese Unie mogelijk uit elkaar.
De oplossing voor dit probleem gaat niet zijn ‘nee’ te zeggen tegen het kwijtschelden van schulden. Sterker nog, de private sector heeft al verliezen genomen – die indirect ver in een economie doorwerken – en de looptijden en rentebetalingen van overheidsleningen zijn al ten faveure van Griekenland aangepast. De waarde die daarmee over tijd verloren gaat, komt voor rekening van het uitlenende land.
We zouden beter een onderscheid gaan maken tussen wat we écht (niet) willen en waarin we over tijd verandering willen zien. We willen zeker geen gesjoemel meer met statistieken. Ook moeten belastingen worden geïnd zoals bedoeld en vriendjespolitiek en corruptie tot een minimum worden teruggebracht. Er is geen plek voor een derdewereldland in de EU. Voor dit soort minimumeisen kan ook geen kwijtschelding geruild worden.
We zouden wel schuld kunnen kwijtschelden wanneer dat bijdraagt aan het perspectief van het land. Het idee is dan om in fases de komende jaren (een deel van de) schuld weg te strepen in ruil voor de economische prestaties aan Griekse kant, zoals het openen van markten voor buitenlandse bedrijven. Hiermee wordt de prikkel om zichzelf te hervormen groter, wordt culturele assimilatie daarmee eerder een geleidelijke harmonisatie en profiteren andere landen mede van de groei, waardoor de kwijtgescholden schuld uiteindelijk weer wordt terugverdiend. Zo wordt een ogenschijnlijk verlies dan winst voor iedereen.