Verkiezingen
De minderheid regeert beter
Langdurig formeren hoort tot de plaatselijke folklore en dus komen we er niet onderuit om ons daar iedere keer weer aan te onderwerpen. In Nederland wordt het openbaar bestuur immers gekozen via de weg van de meeste weerstand. Vroeger had dat ook een functie. Toen waren er een paar machtsblokken die wel vreedzaam wilden samenleven, zolang de andere partijen maar bereid waren iets van zichzelf op te geven. En dat kostte tijd.
Tegenwoordig is de samenleving een wirwar van eilandjes die rusteloos langs elkaar dobberen. De kiezer wordt allang niet meer in toom gehouden door de mores van een groep, maar hopt gedreven door emotie van het ene naar het andere eiland. Nu de samenleving ook nog eens zo op zoek is naar een evenwicht tussen stedelijk internationalisme en ruraal nationalisme wordt pas duidelijk hoe we bestuurlijk achter de feiten aanlopen. Brede compromissen stellen niet meer iedereen een beetje tevreden. Ze maken allen ontevreden.
Grieven
GroenLinks en de VVD zijn dan ook geen potentiële coalitiepartners, maar partijen die mekaar ideologisch moeten bevechten. Datzelfde geldt voor de ChristenUnie en D66. Er is in het huidige politieke landschap eigenlijk maar één coalitie te bedenken die in onze gepolariseerde samenleving ideologische samenhang zou vertonen, namelijk een rechts-nationalistische. Niet alleen beweegt onze samenleving zich sowieso al jaren in die richting, ook zijn de zetels in die hoek over het minst aantal partijen verdeeld.
Er zijn wel twee bezwaren tegen zo’n coalitie te bedenken. Het eerste dat VVD en CDA hun persoonlijke grieven jegens Geert Wilders niet aan de kant willen schuiven. Het tweede dat zo’n coalitie zelfs met het Forum voor Democratie twee zetels tekort zou komen voor een meerderheid. Toch zou een minderheidskabinet van minimaal de drie grootste partijen op rechts meer doen voor alle kiezers. Een brede links-rechts coalitie zou hoogstens de zo tijdens de campagne gefêteerde nationalistische kiezer zich bedrogen laten voelen, terwijl een rechts minderheidskabinet juist ruimte laat voor oppositie van links en uit het midden.
Kiesdrempel
Het is begrijpelijk dat VVD-leider Rutte niets ziet in nog eens vier jaar ad hoc coalitievorming in het parlement. Maar de kiezer heeft hem niets te kiezen gegeven. Bovendien is gebleken dat diens kracht niet ligt in de grote verhalen, maar in het onderhouden van relaties. Een vaardigheid die prima zou passen bij een minderheidskabinet. Ook zou Rutte dat pragmatisme van pas komen wanneer hij met de oppositie werkt aan de renovatie van het openbaar bestuur.
Dat die nodig is, toont de moeizaam verlopende formatie nu. Een representatieve democratie kan niet worden doorgedreven tot op het niveau van de individuele kiezer. Bij een teveel aan partijen kan het politieke compromis niet pas later plaatsvinden op de inhoud, maar moet er vooraf al een selectie worden gemaakt bij het betreden van het speelveld. Een kiesdrempel dient precies daartoe.
Die voorselectie zou ook beter passen bij de samenleving van nu. Partijen behartigen immers nog maar tijdelijk de belangen van kiezers en moeten dus ook kunnen vergaan of zich gedwongen zien met anderen samen te gaan. Daarbij willen we dat nieuwe politieke spelers voldoende gewicht meebrengen, zodat de ruis de toon niet verdringt. Bovendien helpt een kiesdrempel om de uiteenlopende verwachtingen bij kiezers te temperen – en dammen we zo onvrede in – en om de Eerste Kamer enigszins te depolitiseren.
Democratisch tekort
Die Kamer heeft sowieso al zijn eigen legitimiteitsprobleem. Die erft namelijk het democratische tekort uit de provincie, waar de leden van Provinciale Staten – die de senatoren kiezen – als collectief zelf vaak niet eens zijn verkozen door 50% van de kiezers. De vraag is of we met de politiek in irrelevantie rakende provincies ook de rol van de Eerste Kamer moeten decimeren of we juist beide organen opnieuw gewicht willen geven door bijvoorbeeld het Statenlidschap met het senatorschap te combineren.
In de recente geschiedenis zijn er meer kabinetten voortijdig gevallen dan er tot het eind bleven zitten. Het zou een wonder zijn als na al die ideologische acrobatiek nu een brede meerderheidscoalitie van vier of meer partijen het tot het eind volhoudt. Als er al een Rutte III komt, dan beter een minderheidskabinet dat recht doet aan de verhoudingen, dan één dat de onvrede onderhuids verder laat broeien. Dat kabinet zou dan de reparatie van het openbaar bestuur tot prioriteit moeten maken, zodat we niet verder vastlopen in de chaos waarin vooral het politiek extremisme goed gedijt.